Tot zo’n twintig jaar geleden hadden gemeenten een monopoliepositie op de grondmarkt. Zij kochten agrarische grond, maakten die bouwrijp en verkochten die vervolgens aan een bouwbedrijf of woningcorporatie. Bouwgrond is meer waard dan agrarische grond en de waardevermeerdering als gevolg van de functiewijziging kwam ten goede aan de gemeenschap. Daar konden noodzakelijke dingen van betaald worden, zoals openbare voorzieningen, het bouwen van betaalbare woningen en het aanleggen van infrastructuur. Maar de tijden zijn veranderd. De afgelopen twintig jaar hebben projectontwikkelaars, bouwers, beleggers en speculanten zich op de grondmarkt gestort en heeft er een aardverschuiving plaatsgevonden in de eigendomsverhoudingen als het om grond gaat.
Lees verder